Wanneer ik ‘s ochtends met nog stramme spieren
Mij een weg baan door de poel van dode duiven,
Daklozen die als lijkenzakken liggen in portieken
In de stad die traag ontwaakt, de ‘morning after’
Waar na de roes, rauwe realiteit zich openbaart
Besef dat ondanks dat we zóver zijn gekomen,
Wat ooit was, misschien nimmer meer zal zijn.