Rummikub

Een bejaardentehuis is een plek vol contrasten. Leven en dood liggen er dichtbij elkaar, net als verdriet en ontroering. Aan de ene kant beklemt je de notie dat dit het eindstation is, de laatste halte. Dierbaren die vroeger volop in het leven stonden, zien aftakelen, doet pijn en maakt nederig. Aan de andere kant stemt het volbrachte leven en de liefdevolle zorg die men daar ontvangt, dankbaar. Waar de klok bijna rond is, lijkt het of de tijd stilstaat.

Mijn vader verblijft sinds enige tijd in verpleeghuis NeiBertilla te Drachten, op een afdeling voor ouderen met dementie. Daar ik in Spanje woon (en zelf ook chronisch ziek ben), kan ik hem niet zo vaak bezoeken als ik zou willen; toch probeer ik eens per kwartaal een weekend met Heit door te brengen. Die bezoekjes koester ik; hopelijk krijgt pa er ook iets (positiefs) van mee. Na afloop ben ik moe maar vooral voldaan. En elke keer ben ik méér onder de indruk van de toewijding en het geduld van de zorg-dames en hulpverleners.

Zo is er een groep ‘externe’ vrijwiligers die activiteiten met senioren organiseert, zoals spelletjes, yoga of uitstapjes. Het concept is vraag-gestuurd: ‘wij doen wat zij willen’. Elke donderdagmorgen haalt Jaap, de coördinator van de groep, mijn vader op om hem en huisgenoten een gezellige ochtend te bezorgen. Ik had wel digitaal contact gehad met Jaap, maar hem nog nooit ‘live’ ontmoet. Dat stond hoog op mijn ‘to-do’-lijstje, al was het maar om hem persoonlijk te bedanken. De laatste keer dat ik papa bezocht, kwam het er eindelijk van.

We hadden een koffie-afspraak in het restaurant van NeiBertilla. Pa was fit en kwam mee, achter de rollator. Jaap bleek een beminnelijk man die veel weet van de zorg in Nederland. Het werd een geanimeerd gesprek. Op een bepaald moment vroeg ik hem, zijn vraaggestuurde visie indachtig, wat de favoriete bezigheid is van mijn vader op donderdag. Het antwoord volgde direct: »Sjoelen! Dat kan je nog goed, hè Jan», zei Jaap, tedere blik naar Heit. «In het begin speelden we vaak Rummikub maar daar zijn we mee gestopt. » « Oh, waarom?”, vroeg ik verbaasd. “Je vader ‘kwam nooit uit’ », zei Jaap, « hij blééf nieuwe stenen pakken. Als ik dan vroeg: ‘kun je niet uit, Jan?’, zei hij nors: ‘nee jûh, ik heb niet één medeklinker! » 

Er prikte iets in mijn oog. Ik draaide me om en vroeg mij te willen excuseren. In het toilet kwamen de tranen. Of het lach- of huil-tranen waren weet ik niet, waarschijnlijk een combinatie, zoals het leven zelf. Ik friste me op en liep neuriënd terug naar Jan en Jaap.

 

2020-02-05T10:20:04+02:00février 5th, 2020|De ouwe doos, Fryslân, Nederland, Nieuws, Parkinson, Politiek, Vrienden|